Geloof in werking zetten

‘U hebt Hem lief zonder Hem ooit gezien te hebben; en zonder Hem nu te zien gelooft u in Hem en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding.’ 1 Petrus 1:8-9

Dit bericht is geplaatst op 06-09-2024
Geloof in werking zetten

Leestijd: 5 minuten

We weten dat het geloof een gave van God is. We hebben het zomaar mogen aannemen als een geschenk. Maar het is geen cadeau dat we in de kast kunnen zetten om het zo nu en dan te bewonderen en van te genieten. Een geloof dat we niet in werking zetten, zal verstoffen en zijn vreugdeglans verliezen.

Doordat we Jezus niet kunnen zien, moeten we op zoek gaan naar Hem in zijn Woord. Daar liggen de bewijzen van wie Hij is, van wat Hij gedaan heeft, wat Hij doet en wat Hij gaat doen. En de werking van zijn Geest geeft ons daarover een hemelse vreugde en een vertrouwen dat we niet kunnen beredeneren.

We moeten ons geloof in werking zetten in ons handelen, dat is waar Jakobus over spreekt in zijn brief. Geloof zonder daden is dood, nutteloos. Het zal ons geen vreugde geven. Maar als we tegen de omstandigheden in hopen op God, als we doen wat God zegt zonder te weten waar ons dat brengt, dan zullen we de werking van het geloof ervaren. Als we de ander willen dienen, onze aandacht, tijd en geld beschikbaar willen stellen, mogen we delen in de zegen van Gods rijkdommen.

Daartoe heeft Jezus ons gered. Gered om de eeuwigheid in te gaan. Maar die eeuwigheid is niet alleen straks, we leven nu al volgens Gods koninkrijk. En in dat koninkrijk gelden de wetten en de werking van het geloof.

Weet je even niet meer hoe het verder moet zonder te zien? Zit je vast in zorgen, verdriet of angst? Haal je geloof uit de kast, stof het af door het in werking te zetten, in gebed, door te geven wat je zelf niet meent te hebben, door je te vullen met de beloften uit de Bijbel, door los te laten… Laat je bemoedigen door het gedicht van Corrie ten Boom:

 

De kunst van het loslaten

 

Ik bracht mijn zorgen bij de Heer

om ze aan Hem te geven.

Ik bad voor dat wat moeilijk was,

ik wilde graag blij leven.

 

Maar toen ik daarna verder ging

en alles had beleden,

toen voelde ik een groot verdriet;

mijn last was niet verdwenen.

 

‘Waarom nam U mijn zorg niet weg?

 Heer, wilt U niet verhoren

wat ik U vroeg in mijn gebed?’

Toen hoorde ik deze woorden:

 

‘Ik wil je helpen, o  mijn kind;

je last mag je Mij geven,

en al je zorgen neem ik op Mij,

op heel je weg door ’t leven.

 

Doch, weet één ding, onthoud het goed:

jouw tobben zal niet baten.

Je lasten kan ik dragen slechts

als jij ze los wilt laten.’